“Waer zijn wij? tuschen Bosch en Bogaerd. staet wat still;
Dit ’s oock mijn eigendomm; ick doed’er wat ick will;
En wat ick hebb gewilt en sal u niet vervelen,
En wat ick wilde, zijn twee wanden van Abeelen,
[…]
Heel Voorburgh heeft met my te deelen in ’t bedancken,
Als ’t op uw’ stammen siet en als ’t siet op uw’ rancken:
Het siet u niet alleen voor Voorburghs voorburg aen;
Maer voor de cierlickheid daer ’t schier om werdt begaen:
Dat weet de Vreemdeling, de wandelaer van buyten,
Dien sulck’en Galery doet gissen en besluyten
Wat van uw binnen is, daer ’t buyten staet en lacht,
Met sulck’en trotsen vreughd, met sulck’en soeten pracht.
Danckt my toe, Vreemdelingh, die, t’uwer gunst genegen,
Noch schooner hebb gemaeckt den schoonsten wegh der weghen…”
Uit: Constantijn Huygens, Hofwijck (1651).
Post Views: 224